Een boeddhistisch verhaal

Een verhaal van Hilda Algra

Tik, tik, tik, deng! klinkt het in de vallei.

Tiktik, tiktik, tiktik, deng deng! kaatsen de bergen terug.

Een week geleden was een steenhouwer naar de bergen gekomen. Hij had een rots uit hun midden los gewrikt en had die op een kar naar de vallei gedragen. Daar bewerkt hij nu de rots met hamer en beitel. Maar veel plezier heeft hij niet in zijn werk.

‘Wat heb ik toch een stom werk’, zegt de steenhouwer. ‘Dag in dag uit hak ik hier in die stomme steen. Nooit eens zal de steen meewerken.’ Hij geeft een venijnige slag op zijn beitel. Een klein scherfje laat los. ‘Waar doe ik het voor?’ roept de steenhouwer uit. ‘Ik werk me een slag in de rondte en verdien amper genoeg geld om brood te kopen. Was ik maar rijk! Dan kon ik lekker doen wat ik zelf wilde. Dan kon ik zelfs gewoon de hele dag niks doen.’

Dan hoort hij een stem. ‘Je bent wat je wilt zijn’, zegt de stem. Verbaasd kijkt de steenhouwer om zich heen. Hij ziet niemand. Maar naast hem ligt ineens een berg goud. En zijn broek zakt af, zo zwaar zijn de zakken. De steenhouwer voelt erin en haalt handenvol goudstukken uit zijn zakken. ‘Ik ben rijk!’ roept hij en loopt op een drafje naar huis. Maar dan rollen zijn ogen bijna uit hun kassen van verbazing. Zijn eenvoudige hutje is een paleis geworden! In en om het paleis draven en dribbelen wel twintig bedienden die hem schotels verrukkelijk eten voorzetten, zijn schouders masseren, zijn voeten wassen en zijn haar met geurige olie inwrijven. De man voelt zich de koning te rijk. Dolgelukkig is hij. Eindelijk leidt hij het leven dat hij altijd al had gewild. Wekenlang geniet hij, hij doet de hele dag niks en laat zich heerlijk bedienen.

Dan komt de koning door het dorp. De man laat zich naar de weg dragen en ziet de koets. ‘Ha’, denkt hij, ‘zo’n koets zou ik ook kunnen kopen als ik wilde. Nog wel een mooiere ook.’ Hij ziet de hofhouding van de koning. Die ziet er maar armzalig uit bij de schare bedienden die hij zelf heeft. Maar toch knaagt er iets. ‘De koning heeft iets dat ik niet heb’, denkt de man. ‘Ik kan mensen met geld kopen, maar decreten uitvaardigen die iedereen moet gehoorzamen, dat kan ik niet. En als ik door de straten rijd, komt niemand naar me zwaaien. De koning is pas echt machtig. Wat zou ik graag koning zijn.’

Weer hoort de man een stem. ‘Je bent wat je wilt zijn’, zegt de stem. En plotseling wordt de man koning. Machtiger nog dan de koning die voorbij was gereden wordt hij. Heerlijk vindt hij het dat de mensen nu voor hem buigen, ook als hij ze niet heeft betaald daarvoor. Hij geniet ervan als mensen ook een beetje bang voor hem zijn. Ze sidderen voor zijn ochtendhumeur en bibberen al wanneer hij hen een beetje streng aankijkt als ze iets willen vragen. ‘Ik ben als koning geliefd en gevreesd’, denkt hij handenwrijvend. ‘Ik beschik over leven en dood.’ En dat klopt. Als hij in een goed humeur is, vindt hij een lichte straf genoeg. Is hij in een slecht humeur, dan regent het doodstraffen. Nooit hoeft hij uitleg te geven of sorry te zeggen, want konings wil is wet. Verrukkelijk!

Maar na een tijd gaat het toch een beetje vervelen. ‘Is dit alles? Ik wil meer’, denkt de koning, ‘maar ik weet niet wat.’ Dan ziet hij de zon. ‘Die is nog machtiger dan ik’, denkt de koning. ‘Ik wil de zon zijn.’

‘Je bent wat je wilt zijn’, zegt de stem en koning wordt zon. Hij bepaalt of het dag is of nacht. Alle klokken worden op hem afgestemd. Als hij opkomt, gaat de haan kraaien en gaan de mensen werken. Is hij op zijn hoogtepunt, dan gaan de mensen eten en even rusten. Kruipt hij onder de horizon weg, dan gaan de mensen slapen. Iedereen kijkt naar hem op, vaak met de handen voor de ogen want hij is oogverblindend in al zijn stralende grootheid. Hij verwarmt mens en dier, maar kan ook ongenadig branden. ‘Niets kan zonder mij bestaan’, denkt de zon. Maar met hem leven is lang niet altijd een pretje. ‘De koning is machtig’, denkt de zon, ‘maar ik, ik alleen beschik echt over leven en dood. Ik ben allermachtigst.’

Maar wat is dat? Beneden hem schuiven wolken tussen zon en aarde. Ineens kan hij niks meer zien dan alleen een dikke witte deken. ‘Ga weg daar!’ roept de zon. Maar de wolken giechelen en blijven lekker lui dobberen. Ze doen spelletjes ‘wie ben ik’ en veranderen voortdurend van vorm. Een krokodillenwolk voegt zich samen met een andere wolk tot een kameel. ‘Hé, dat kan ik niet’, denkt de zon. ‘Ik ben altijd alleen maar dit ene stralende middelpunt, maar zij kunnen bewegen zoals ze willen. Zij zijn echt vrij. Ik wou dat ik een wolk was.’

‘Je bent wat je wilt zijn’, zegt de stem en zon wordt wolk. Heerlijk is het om wolk te zijn en je luchtig en ontspannen te laten meevoeren door de wind. Het mooiste moment is als de zon ondergaat. Dan kun je als wolk eindeloos van kleur veranderen. De wolk maakt er prachtige voorstellingen van en geniet van de aandacht van alle mensen die ademloos naar hem kijken. Maar dan voert de wind hem mee en duwt hem omhoog, naar een koudere luchtlaag. De wolk krijgt het koud en wordt zwaar. ‘O nee, hè!’ zegt hij, ‘ik regen!’ En inderdaad, hij verandert in dikke natte druppels en stort kilometers naar beneden tot hij te pletter valt op een rots. Een keiharde, ongenadige, onwrikbare, gladde rots. De regen die wolk was, glijdt langs de rotswand naar beneden de aarde in. Daar moet hij wachten tot de planten hem met hun wortels opzuigen. En nog langer moet hij wachten tot die planten hem opnieuw uitademen als vochtige lucht, die mee opgenomen wordt naar het wolkendek. ‘Dit is geen leven’, denkt de wolk. ‘Die rots daar, die ligt daar al duizenden jaren onwrikbaar te zijn. Niets kan hem deren. En ik glij zomaar langs hem heen. Wat zou het heerlijk zijn om een rots te zijn. Zo stevig. Zo eeuwig.’

‘Je bent wat je wilt zijn’, zegt de stem en wolk wordt rots. Stevig staat hij aan de voet van een grote berg. Hij geniet van de zon die hem warmt en van de regen die hem verkoelt. ‘Ha, je kan lekker niks’, roept hij tegen de wind die om hem heen giert. ‘Ik wijk geen millimeter.’ Rotsvast en vol zelfvertrouwen staat hij daar zichzelf te zijn. ‘Dit houd ik nog wel een paar eeuwen vol zo’, denkt de rots. Maar op een dag komt er een steenhouwer. Hij wrikt de rots los uit zijn omgeving, laadt hem op zijn kar en brengt hem naar zijn werkplaats in de vallei. Daar hakt de steenhouwer op de rots in om kunst van hem te maken. Tik tik beng! doen hamer en beitel van de beeldhouwer. Het doet pijn, dat hakken. Maar dat is niet het ergste. Wat de rots het meeste raakt is dat hij er niets, helemaal niets, tegen kan doen. Hij kan niet schreeuwen, niet uit elkaar vallen, niet terugslaan of inhakken op de beeldhouwer, niks! ‘Was ik maar steenhouwer’, denk de rots. ‘Dan stond ik hier niet zo machteloos, maar kon ik zelf kiezen.’

‘Je bent wat je wilt zijn’, zegt de stem en rots wordt steenhouwer. Nu pas is hij volmaakt gelukkig. Fluitend hakt de steenhouwer in een rotsblok. ‘Wat heb ik toch een heerlijk werk’, denkt hij. En aan het eind van de dag keert hij moe maar voldaan terug naar zijn huis. Hij geniet van een eenvoudig maal en vertelt zijn vrouw wat hij die dag gemaakt heeft. ‘Ik heb het mooiste beroep op aarde’, zegt de man die rijk is geweest, en koning, zon, wolk en rots, maar die vooral steenhouwer is. ‘Ik zou nooit meer iets anders willen zijn.’

Dit verhaal werd geschreven door Hilda Algra.
Het werd gepubliceerd in “Agastya drinkt de zee leeg – en andere verhalen uit de grote wereldgodsdiensten” – Samengesteld door Erik Idema. Kwintessens/Meinema/Pelckmans, 2008.

Door verder te surfen of door op "Alle cookies accepteren" te klikken, gaat u akkoord met het opslaan van eigen cookies en cookies van derden op uw apparaat om de sitenavigatie te verbeteren, het sitegebruik te analyseren en te helpen bij onze marketinginspanningen.
Cookie Policy
Privacy Policy
Cookie Settings
Alle cookies accepteren
By continuing to browse or by clicking "Accept All Cookies" you agree to the storing of first and third-party cookies on your device to enhance site navigation, analyze site usage, and assist in our marketing efforts.
Cookie Policy
Cookie Settings
Accept All Cookies