Immunotherapie tegen kanker: hoe werkt het?
Immunotherapie is een verzamelnaam voor behandelingen die het afweersysteem van de patiënt stimuleren om kanker aan te vallen. De therapie richt zich dus niet rechtstreeks tot de kankercellen zelf, zoals chemo– of radiotherapie, maar werkt samen met het eigen immuunsysteem, zodat het de cellen kan herkennen en vernietigen.
Hoe werkt immunotherapie?
De functie van het immuunsysteem bestaat erin, abnormale cellen te detecteren en te vernietigen. Zo kan het de groei van vele kankers voorkomen of afremmen. In en rond tumoren worden soms immuuncellen aangetroffen: de tumor-infiltrerende lymfocyten of TIL’s. Deze cellen zijn een teken dat het immuunsysteem reageert op de tumor.
Hoewel het immuunsysteem de groei van kanker kan voorkomen of vertragen, kunnen kankercellen omzeilen dat ze door het immuunsysteem vernietigd worden. Kankercellen kunnen bijvoorbeeld:
- Genetische veranderingen vertonen, waardoor ze minder zichtbaar zijn voor het immuunsysteem.
- Eiwitten op hun oppervlak hebben die immuuncellen uitschakelen.
- De normale cellen rond de tumor veranderen, zodat ze beïnvloeden hoe het immuunsysteem reageert op de kankercellen.
Immunotherapie helpt het immuunsysteem om beter op te treden tegen kanker. Soms is het de enige behandelingsvorm die men toepast, maar in andere gevallen wordt het gecombineerd met bijvoorbeeld chemotherapie, heelkunde of radiotherapie. Een combinatie met andere types immunotherapie is ook mogelijk.
Welke soorten immunotherapie zijn er?
- Immuun-checkpointremmers: geneesmiddelen die immuuncheckpoints blokkeren. Deze controlepunten zijn een normaal onderdeel van het immuunsysteem en zorgen ervoor dat de immuunreacties niet te sterk zijn. Door ze te blokkeren, zorgen deze geneesmiddelen ervoor dat immuuncellen sterker op kanker reageren.
- CAR-T-celtherapie (een vorm van adoptieve T-cel-therapie): een behandeling die het natuurlijke vermogen van je T-cellen versterkt om kanker te bestrijden. Men haalt eerst immuuncellen uit je tumor. De cellen die het meest actief zijn tegen de kanker, worden vervolgens in het laboratorium geactiveerd en vermeerderd. Via een naald in een ader spuit men ze terug in je lichaam.
- Monoklonale antilichamen: eiwitten van het immuunsysteem die in het laboratorium worden geproduceerd en die zich binden aan specifieke doelwitten op kankercellen. Sommige monoklonale antilichamen markeren kankercellen, zodat ze beter door het immuunsysteem worden gezien en vernietigd.
- Therapeutische kankervaccins: in plaats van een ziekte te voorkomen, zoals bij traditionele vaccins, zijn therapeutische vaccins bedoeld om het immuunsysteem te doen aanvallen bij een ziekte die er al is. Men verwerkt een klein stukje van de tumor (een antigen) in het vaccin om een immuunreactie teweeg te brengen tegen de tumor.
- Cytokines: eiwitten die het immuunsysteem in zijn geheel versterken. Het lichaam produceert zelf cytokines, maar cytokines kan men ook synthetisch namaken en bij de patiënt inspuiten onder de huid, in een spier, of in een ader. Ze zorgen voor een versterkte afweer, ook tegen kanker. Er zijn veel verschillende types cytokines. Bij immunotherapie gaat het vooral om interferonen en interleukinen.
Bij welke soorten kanker gebruikt men immunotherapie?
Momenteel maakt immunotherapie al deel uit van de standaardbehandeling voor onder meer: melanoom, niet-kleincellige longkanker, nierkanker, blaaskanker, sommige hoofd-halskankers, het Hodgkinlymfoom en sommige vormen van leukemie.
Immunotherapie kan men dus niet inzetten bij elke kankersoort. Bovendien is immunotherapie soms enkel geschikt voor bepaalde gevallen van één type kanker. Of een patiënt al dan niet in aanmerking komt voor de therapie, is sterk afhankelijk van het type kanker, het stadium en nog andere specifieke factoren.
Bronnen:https://www.kanker.behttps://www.cancer.gov
auteur: Sara Claessens, gezondheidsjournalist